
Curriculum vitae
Gerardus Antonius Thaddeus Maria (Geert) Reuten
Geboren: 16 april 1946, Heerlen
Partij: Socialistische Partij (SP)
- 1975 Doctoraal economie, Erasmus Universiteit Rotterdam
- 1976 MSc Economics, University of London, Birbeck College
- 1977-2011 Universitair (hoofd)docent economie, Universiteit van Amsterdam
- 1988 Doctoraat economie, Universiteit van Amsterdam
- Proefschrift: The Value-form determination of economic policy: a dialectical theory of economy, society and state in the capitalist epoch.
- 2002-2009 Directeur Masteropleiding economie, Universiteit van Amsterdam
- 2003 – heden Lid SP
- 2007-2015, 2018-2019 Lid Eerste Kamer voor de SP
- 2011 – heden Gastdocent en -onderzoeker, Universiteit van Amsterdam
Persoonlijke website
Publicaties
(Selectie)
- ‘Met deze EMU kiest Europa verkeerde weg’, in: de Volkskrant, 13 februari 1997. Coauteurs: Kees Vendrik en Robert Went
- ‘Bedenkers EMU vergeten de mensen; open brief aan Europese regeringsleiders’, in (o.a.): de Volkskrant, 12 juni 1997. Coauteurs: Kees Vendrik en Robert Went
- De Prijs van de euro: de gevaren van de Europese monetaire unie (Van Gennep 1998). Coauteurs: Kees Vendrik en Robert Went
- De kleine Marx – zijn kapitale werk samengevat (Business Contact 2017).
- The Unity of the capitalist economy and the state. A systematic-dialectical exposition of the capitalist system (Brill 2019).
Voor een volledig overzicht zie: https://reuten.eu/publicaties-pdf/
Metadata
- Data interview: 14 september 2021
- Locatie: Amsterdam
- Interviewers: Bart Stol en Michèle de Waard
- Opname: niet beschikbaar
- Duur interviews: 02.19.36
- Commentaar geïnterviewde: verwerkt
- Publicatie interview: 7 december 2022
Geert Reuten (Heerlen, 1946) is een Nederlandse politicus en econoom en internationaal erkend Marx-expert. Sinds 1977 is hij als onderzoeker en docent verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. In 2003 werd hij lid van de Socialistische Partij (SP). Van 2007 tot 2015 en van 2018 tot 2019 zat hij voor de SP in de Eerste Kamer. Hij was er woordvoerder Financiën en Economische Zaken, tevens lid van de senaatscommissies voor Economische Zaken en Financiën.
Reuten was bestuurslid van onder meer de Vereniging Democratisch Europa (1998-1999) en van de Vereniging ATTAC Nederland (1999-2003), de Nederlandse pendant van de in 1998 in Frankrijk opgerichte Association pour la Taxation des Transactions pour l’Aide aux Citoyens, een internationaal netwerk van andersglobalisten.
Eind jaren negentig manifesteerde Reuten zich nadrukkelijk als criticus van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Met verschillende geestverwanten probeerde hij destijds een publiek debat over de wenselijkheid van de EMU en de invoering van de euro te entameren.
Interview:
De verkeerde EMU
Geert Reuten was in de jaren negentig een van de weinige economen die zich openlijk keerden tegen de Economische en Monetaire Unie (EMU). Samen met Kees Vendrik en Robert Went publiceerde hij in 1997 de open brief Met deze EMU kiest Europa verkeerde weg. Zeventig Nederlandse economen ondertekenden het stuk. Maar het debat waar Reuten c.s. op hoopte kwam er niet. ‘Iedereen had zich ingegraven op zijn politieke standpunt.’
Bart Stol en Michèle de Waard
In februari 1997 publiceerde u in de Volkskrant de open brief Met deze EMU kiest Europa verkeerde weg.1‘Met deze EMU kiest Europa verkeerde weg’, in: de Volkskrant, 13 februari 1997. Waarom dit middel?
‘We wilden zoveel mogelijk ondertekenaars werven. Maar het liep een beetje verkeerd, omdat Esther Bijlo, journalist van Trouw en oud-student van me, er lucht van had gekregen. Zij heeft de brief eerder gepubliceerd dan de bedoeling was.2Esther Bijlo, ‘Hoogleraren: Strenge eisen Emu leiden tot hoge werkloosheid en armoede’, in: Trouw, 12 februari 1997. Toen moesten we stoppen met het werven van ondertekenaars. Op dat moment bleven we steken bij zeventig. Later hebben we nog zo’n actie gedaan met Europese economen, driehonderd in totaal. Toen hebben we voor NRC gekozen.3’Economen pleiten voor sociaal Europa’, in: NRC Handelsblad, 12 juni 1997.
Van wie kwam het initiatief?
‘Een kleine groep: Kees Vendrik, die werkte bij debatcentrum De Balie, en Robert Went, ook een oud-student van me. We kenden elkaar en kregen dit idee in een van onze gesprekken. We verzetten ons vooral tegen déze EMU, waarmee Europa de verkeerde weg koos. Deze, is wel een belangrijk detail.’
Waarom kwamen jullie pas in 1997 in actie? Had het te maken met de aanscherping van de eisen om de invoering van de euro mogelijk te maken via het Groei- en Stabiliteitspact, dat in december 1996 tijdens de Europese Raad van Dublin tot stand gekomen was?
‘Ja, het was toen wel steeds duidelijker dat de monetaire unie er zou gaan komen, ook wannéér die er zou komen. Er waren ook commentaren dat we te laat waren. Maar je bent altijd te laat of te vroeg met zoiets. We vonden eigenlijk ook dat er heel weinig discussie over een monetaire unie was geweest in Nederland. De enige die zich erover uitliet was Frits Bolkestein. Verder leek het een uitgemaakte zaak.
‘De stap van de Europese Unie naar een monetaire unie was best een belangrijke. Tegenwoordig is dat misschien niet meer zo duidelijk. Maar het was een belangrijke stap. In het Verdrag van Maastricht, maar vooral in het Dublin-pact werden de normen ook aangescherpt, de 3 procent begrotingstekort en 60 procent staatsschuld. Dat was bij ons de trigger.
‘We hoopten toch dat er nog een kleine omwenteling zou komen. Achteraf bezien was het misschien wel wat naïef om te denken dat je het schip nog kon wenden, al was het maar 4 graden. We vonden vooral dat er debat moest zijn. Dat is ook wel enigszins gelukt. Er is best wat publiciteit geweest van voor- en tegenstanders. We wilden ook de vanzelfsprekendheid doorbreken dat alle economen het er wel over eens zouden zijn dat deze EMU een goede zaak was.
‘Een aantal voorstanders, zoals minister Gerrit Zalm, heeft zich ook wel kritisch uitgelaten over de normen. Ook Duitsland, samen met Frankrijk toch de leidende natie, ging die normen nog maar op het nippertje halen. En in de aanloop naar de monetaire unie eind jaren negentig vond er een wedloop plaats van landen om de criteria te halen, zodat ze aan de euro mee konden doen. Maar dat ging wel ten koste van belangrijke overheidsuitgaven.’

Wanneer ontstond bij u de scepsis over de Europese Monetaire Unie? Na Dublin, of al eerder, na de realisatie van het Verdrag van Maastricht bijvoorbeeld
‘Toch na Dublin. Wij waren in principe niet tegen een economische en monetaire unie, maar niet met zulke rigide normen. De brief is daar ook heel duidelijk over, evenals ons boek De prijs van de euro, dat we daarna gepubliceerd hebben.4Geert Reuten, Kees Vendrik en Robert Went, De Prijs van de euro: de gevaren van de Europese monetaire unie (Van Gennep 1998). Die normen zijn een kwestie van wantrouwen, ze zijn ingegeven door onderling wantrouwen tussen de lidstaten.
‘Voor mij was het belangrijkste dat de Europese Unie geen toonbeeld was van democratie. Nog steeds niet. Verre van. Normaal gesproken stelt een parlement een regering aan en kan die ook afzetten. Daarvan is in de Europese Unie geen sprake. Dat is een belangrijk democratisch tekort. De EMU maakte dat tekort nijpender. Temeer ook omdat de Europese Centrale Bank bevoegdheden kreeg, die bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank niet had. Formeel staat in het Verdrag van Maastricht dat de Centrale Bank geen advies mag krijgen van politici, regerende politici en er ook niet om mag vragen. In Nederland heeft de minister van Financiën een aanwijzingsbevoegdheid, hij kan De Nederlandsche Bank een aanwijzing geven en daarmee indirect ook het parlement.
‘We hebben destijds de link gelegd naar de ECB, die het ondemocratische karakter versterkt. En als je het hebt over de democratie, dan moet je eigenlijk de hele constellatie van de EU wijzigen. Het hele grote bezwaar tegen de hele opzet van de EU en de EMU is, dat als je eenmaal die verdragen hebt, ze in steen gebeiteld zijn. Je kunt ze alleen maar op grond van unanimiteit veranderen. Dat is een ontzettend rigide constellatie, nog steeds. In Nederland kun je een grondwet nog veranderen met tweederdemeerderheid. Maar in de Europese Unie is dat niet mogelijk.
‘Een ander bezwaar is dat je door stringente normen niet kijkt naar de economische en sociale omstandigheden. Er wordt niet gekeken naar de concrete situatie in landen. Alsof economische politiek geleid kan worden door normen in plaats van nadenken en debat.’
Maar de lidstaten blijven verantwoordelijk voor hun eigen begroting, dus kunnen zelf zo nodig herverdelen.
‘Ja, maar binnen de normen. Of het wijs is om in bepaalde omstandigheden van die normen af te wijken, speelt geen rol. Dat is voorbij.
‘Die normen zijn allemaal gebaseerd op wantrouwen. Dat is mijn grootste bezwaar.’
Waar was u bang voor?
‘Procyclisch begrotingsbeleid, dat je de economische neergang versterkt door economische politiek. Naarmate de crises heviger waren in de periode na de invoering van de euro is dat ook wel gebleken.
‘Voorheen waren die normen er niet. Dan is het een kwestie van debat wat je met economische politiek gaat doen. Maar door het Verdrag van Maastricht en het pact van Dublin is het uitgesloten dat je een dergelijk maatschappelijk debat voert over wat nodig is.’
Toch zijn de regels van het pact versoepeld, onder druk van de diverse crises van de afgelopen twintig jaar.
‘Dat is waar. Maar onze kritiek op de EMU was dat het belangrijkste economische instrument dat overblijft voor landen loonconcurrentie is. En dat levert sociale effecten op.’
U waarschuwde destijds dat er een economische depressie zou ontstaan door de strenge normen uit het pact. Hoe kwam u daarbij?
‘In dat stuk was ik vooral bevreesd voor deflatie. De inflatienorm van maximaal 2 procent komt daar dicht in de buurt. En 2 procent inflatie ligt gevaarlijk dicht bij 0 en daaronder. Het gevaar van deflatie is dat het een zelfversterkend proces wordt. Dat was ook in de jaren dertig het geval. Dan krijg je een spiraal van uitstel van investeringen omdat volgend jaar dezelfde investering goedkoper is. Elke centrale bankier is hier bang voor, maar pas onder Mario Draghi heeft dat vorm gekregen. Hij was er ook bang voor en nam rigoureuze maatregelen die wij niet voorzien hebben.’
U verwijst naar de jaren dertig.
‘Ja, die had ik heel sterk in het vizier. Ik heb onder andere het vak Geschiedenis van de economische theorie gegeven. John Maynard Keynes was eigenlijk een anti-depressie econoom. Keynes heeft heel grote indruk op mij gemaakt. Als je eenmaal die grens voorbij bent en van inflatie in deflatie komt, beland je in een spiraal waar je eigenlijk niet uit kunt komen, niet anders dan door catastrofes.’
Met die keynesiaanse insteek was u een van de laatste der Mohikanen in de jaren negentig, tijd van het neoliberalisme. Waarom bleef Keynes u boeien?
‘Omdat ik hem gelezen heb. Het rare van economen is: economen lezen geen dode economen.
De paradox rond Keynes is dat er keynesiaans beleid is gevoerd in een niet-depressie situatie, met het idee dat je kunt finetunen. Friedman liet zien dat dat finetunen niet lukte. Want zodra een depressie nadert, ga je economische maatregelen nemen. Die moeten door het parlement et cetera en worden pas geëffectueerd als je weer in een opgaande conjunctuur zit en dan werken ze procyclisch – versterken de conjunctuurgolf – in plaats van anticyclisch. Nederland heeft bijvoorbeeld tijdens de bankencrisis rond 2010, 2012 een procyclisch beleid gevoerd.’
In hoeverre werd jullie pleidooi opgepikt door politici?
‘Er is best wat debat ontstaan na die open brief. We werden door sommige politici afgeschilderd als gevaarlijke gekken. Dan zit je dus op het goede pad hè, als mensen je in het onderhavige geval gevaarlijk vinden.’
Daags na de publicatie van de open brief vond er een discussie plaats in debatcentrum De Balie, met onder anderen Jelle Zijlstra, voormalig minister van Financiën en president van De Nederlandsche Bank. Toen Zijlstra vroeg wat jullie wilden bereiken, moest u toegeven dat jullie geen doelstellingen hadden, omdat jullie het onder elkaar niet eens konden worden.5‘Tegenstanders EMU alleen eensgezind in hun ongenoegen’, in: de Volkskrant, 17 februari 1997. Wat was de kleinste gemene deler van de zeventig ondertekenaars?
‘Weet ik niet, behalve dat ze instemden met de verklaring. Die is rondgestuurd en niet gewijzigd.’
Hebben jullie naast de brief nog andere acties ondernomen? Hebben jullie bijvoorbeeld direct bij politici, De Nederlandsche Bank of het ministerie van Financiën gepleit voor uitstel van de EMU?
‘Nee. Maar die positie hadden we ook helemaal niet. Ik heb later in de Eerste Kamer gezeten voor de SP, in de periode 2007-2019. Kees Vendrik werd later eveneens Kamerlid, voor GroenLinks. Dan heb je lijntjes, die hadden wij toen niet.
‘Wij hebben ons specifiek gericht op economen, omdat het idee bestond dat er onder economen consensus was over de monetaire unie. Dat wilden we toch wel doorbreken. We hoopten dat via brieven waarin we mensen aanschreven, er een kettingreactie zou ontstaan. Maar dat is niet gelukt.’
Frank Kalshoven, redacteur en columnist van de Volkskrant, vroeg zich destijds af waarom de internationaal vermaarde macro-economen van Nederland en de valutaspecialisten jullie brief niet ondertekenden.6Frank Kalshoven, ‘Overeenstemming zeventig economen ruikt naar onraad’, in: de Volkskrant, 15 februari 1997. Waren ze wel gevraagd?
‘Dat onderscheid tussen type economen hebben we niet gemaakt.’
Kalshoven bedoelde dat de mensen die er verstand van zouden moeten hebben, niet ondertekenden.
‘Handige insteek. Bij deze zaken spelen twee kwesties: één is dat mensen al een positie ingenomen hebben. En daarnaast dat wij toch drie onderknuppels waren indertijd, we waren niet belangrijk genoeg. Dat maakt het niet eenvoudiger voor een Rick van der Ploeg om te tekenen.’
Of ze waren het niet eens met de kritiek van de ondertekenaars?
‘We hadden zeker het economisch tij niet mee aangezien het neoliberalisme destijds hoogtij vierde. Vandaag de dag was dat anders geweest. Wel is er in ESB, vakblad voor economen, een hele discussie geweest. Maar economen van De Nederlandsche Bank of Financiën zaten er niet bij, nee.’
Het idee achter de interne markt met één munt was vergroting van de welvaart. Wat is daar neoliberaal aan?
‘Neoliberaal is vermarkting van de publieke sector. Daar slaat ‘neo’ op. Die criteria dwongen landen tot bezuinigen en tafelzilver verkopen. Zalm heeft daar in Nederland ook fors de hand in gehad, om te voldoen aan die EMU-criteria. Toen is een deel van de publieke sector vermarkt.’
Het idee daarachter was ook dat zo’n sector met meer marktprikkels beter zou gaan werken.
‘De woningbouwsector!’
De brief was eigenlijk ook forse linkse kritiek op rechts beleid. In hoeverre kreeg u bijval van linkse politici, de PvdA, SP, GroenLinks?
‘Ik was toen nog niet actief in de SP, dat werd ik pas in 2005. Ik heb me voor die tijd altijd verre van partijpolitiek gehouden.’
Linkse partijen of politici hebben zelf ook geen contact gezocht met u?
‘Daar bleef het ook erg stil. Partijen hadden zich ingegraven op hun standpunten. Er was een brede consensus. Ik denk minstens een tweederdemeerderheid.’
Maar de SP was van meet af aan buitengewoon kritisch over de euro. In 1997 voerde de partij rond de Eurotop van Amsterdam zelfs actie tegen de komst van de gemeenschappelijke munt. SP-politici hebben ook niets van zich laten horen?
‘Nee.’
U gaf de moed niet op. Samen met Kees Vendrik en Robert Went probeerde u in de loop van 1997 zoveel mogelijk Europese economen te mobiliseren tegen de EMU. Op 12 juni publiceerden jullie een tweede openbrief, aan de regeringsleiders van de EU, waarin jullie opriepen om de EMU te heroverwegen.7‘Open letter from European economists to the heads of government of the 15 member states of the European Union’, 12 juni 1997. De brief verscheen in onder meer: Il Manifesto (12 juni), The Guardian (13 juni), La Wallonie (13 juni), l’Echo (16 juni), The Sunday Business Post (22 juni). Een ingekorte versie van de brief verscheen in onder meer: Information, (12 juni), Il Sole 24 Ore (12 juni), Público (12 juni), Le Soir (13 juni). Op 12 juni 1997 verscheen de Nederlandse versie in de Volkskrant. In totaal 331 economen uit veertien van de vijftien lidstaten ondersteunden de actie – alleen uit Luxemburg kwam geen respons.8‘Brief economen aan EMU-top’, in: Het Parool, 12 juni 1997.
‘We wilden onze actie natuurlijk verbreden. Hier kwam in Nederland echter minder respons op dan op onze eerste brief in de Volkskrant.
‘Kijk, er was wel degelijk consensus over de Europese Unie en de monetaire unie. Bij de bevolking en onder de meerderheid van de economen. Dat zat ons juist dwars. Dat gold ook internationaal.’
Het verzet liep stuk op een muur?
‘Ja.’
U liet het niet bij open brieven alleen. In 1998 richtte u ook met Arjo Klamer het Kritisch Europaforum op.9Harko van den Hende en Mike Ackermans, ‘Nog 352 dagen tot de EMU’, in: de Volkskrant, 13 januari 1998.
‘Oh ja, we hebben het er niet bij laten zitten. Je moet wat proberen. In de beginselverklaring stond dat de euro nog geen voldongen feit was.’
Waarop baseerde u dat?
‘De euro zou per 1 januari 1999 worden ingevoerd. Dat was heel optimistisch.’
Maar ook met het Kritisch Europaforum lukte het niet om het debat van de grond te krijgen. Waarom was het zo moeilijk de consensus te doorbreken? Er is ook de kracht van het woord, denk bijvoorbeeld aan Greta Thunberg.
‘Ik ben geen retorisch wonder. Greta Thunberg wel. Dat speelt ook een rol.’
In hoeverre onderhield u contact met EMU-sceptische economen in bijvoorbeeld Duitsland?
‘Niet. Ik ken vooral de Europese Memorandum Groep, van economen en vakbondsleden. In Duitsland is sowieso een andere debatcultuur. In Nederland is er het Centraal Planbureau, het orakel. In Duitsland heb je concurrerende instellingen. Als je in Nederland aan het CPB twijfelt, ben je niet goed bij je hoofd. Maar zodra er concurrerende instellingen zijn, weet je dat de waarheid niet vaststaat.
‘In Nederland bestaat de consensus nog steeds uit het CPB en De Nederlandsche Bank. Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft ook een rol gekregen. Net als het Planbureau voor de Leefomgeving. Maar dat zijn nieuwe instituties.’
In 2003 werd op initiatief van Frankrijk en Duitsland het Groei- en Stabiliteitspact buitenwerking gesteld. Was dat geen reden voor jullie om opnieuw in de pen te klimmen? Dit was toch een sleutelmoment in de eurogeschiedenis.
‘Om je gelijk te halen, moet je een positie hebben. Die zorg over de Unie ben ik wel blijven ventileren toen ik in de Eerste Kamer zat voor de SP. Ik herinner me een debat over de EU waarin de betekenis van de EU aan de orde kwam. Toen ik de woordvoerders daarnaar vroeg, gaven ze allemaal aan, van links tot rechts, dat de EU in het Nederlandse eigenbelang is.
‘Dat is een belangrijke kern, dat landen die Unie als eigenbelang beschouwen. Als je zegt dat het in ons eigenbelang is, geeft dat eigenlijk precies aan wat er fout is. Dat het geen kwestie is van internationale solidariteit binnen Europa, maar eigenbelang. Nederland is er beter op geworden, Duitsland is er beter op geworden. Maar dat geldt niet voor een aantal andere landen zoals Griekenland en andere zuidelijke landen.
‘Uiteindelijk ligt de macht binnen Europa bij Duitsland – kort daarachter Nederland, maar op kleinere schaal – en die zat niet zozeer in de monetaire politiek als wel in de economische productiviteit. Daarin is er geen convergentie geweest. Griekenland is leeg gevreten door Duitsland en ook Nederland, door het type economische handel. Daardoor werd Griekenland gedwongen een agrarische en diensteneconomie te worden zonder belangrijke industrie. Ik chargeer natuurlijk wat.
‘Nederland had vijf jaar geleden jaarlijks een handelsoverschot met Griekenland van 2 miljard euro. Natuurlijk, er wordt handel gedreven, maar die economieën zijn niet geconvergeerd. Er is een enorm verschil tussen Duitsland, Nederland enerzijds en Griekenland.’
In hoeverre heeft u terugkijkend gelijk gekregen?
‘Het meest eigenlijk door de Griekse crisis. Ook Spanje, Portugal, Italië zijn diep door het stof gegaan. Het punt is dus dat er economische convergentie moet zijn, niet die normen, anders functioneert zo’n unie niet. Voorheen hadden deze landen een meeromvattende economische structuur, maar door de Unie is die vereenzijdigd tot landbouw en toerisme. Daarmee kun je geen productiviteitsgroei scheppen. De startpositie van die landen was te ongunstig.’
Zijn er zaken die u destijds in 1997 minder goed zag?
‘Ja, de Draghi-politiek [het besluit van de Europese Centrale Bank om staatsobligaties op te kopen van lidstaten die financieel in de problemen zijn gekomen, red.] is van eminent belang geweest. Dat heb ik absoluut niet voorzien, dat de ECB tot zo’n politiek zou komen. Dat hadden ze zelf waarschijnlijk ook niet zo voorzien. Het is een miljardenoperatie die ze uitgevoerd hebben. Onvoorstelbaar.
‘Draghi heeft gedaan wat je moet doen. Hij weet wel wat er in de jaren dertig is gebeurd. Ik had nooit gedacht dat het zou gebeuren. Ze hebben tenslotte wat dit betreft de juiste politiek gevoerd, maar dat lag niet besloten in de regels voor de euro.
‘Er zijn meer opmerkelijke ontwikkelingen. Iedereen verwachtte dat de rente op staatsschulden uniform zou worden. Dat is ook niet het geval gebleken. Maar Draghi’s optreden heeft me het meest verrast.’
Griekenland en Italië waren wel een tijdje ingeboekt net zo degelijk te zijn als Duitsland en Nederland. Toen de crisis kwam keerde zich dat. In hoeverre heeft u dat voorzien?
‘Nee dat heb ik niet voorzien. Wat dat betreft dacht ik hetzelfde als de consensus erover dacht.’
In hoeverre heeft u uw opvattingen in de loop der jaren bijgesteld?
‘Ik blijf herhalen: democratie. Dat is altijd het belangrijkste punt van mij geweest. De EMU is democratisch bezien nog steeds een zeer onvolkomen project. Dat is geen economisch standpunt, maar wel een belangrijk politiek standpunt. Democratie is na de elementaire levensbehoeften het belangrijkste wat we hebben.’
Hoe zou dat vorm moeten krijgen?
‘Dan moet de hele constellatie veranderen. Dan moet de Europese Commissie een regering worden die door het Europeese Parlement kan worden aangesteld en ook afgezet, ongeveer zoals dit in Nederland het geval is. Dat wil niet zeggen dat Nederland een volkomen democratie is.’
U doelt op een politieke unie?
‘Ja, maar het geldt ook voor het economische deel van de Unie. Daar ontbreekt de democratie ook.’
Het Verdrag van Maastricht is met zijn opzet goedgekeurd door alle nationale parlementen, dat is een politieke legitimatie.
‘Jawel, maar met dit verschil: in Nederland gaan internationale verdragen boven de grondwet. In Duitsland niet altijd. Voor een internationaal verdrag – zoals een EU-verdrag – is in Nederland geen tweederdemeerderheid vereist. Wat vreemd is, want voor een grondwet is dat wel vereist. Dat wringt enorm.
‘Het verdrag is wel democratisch gelegitimeerd, maar daarmee is het project nog niet democratisch. Voor mij is een democratische opzet altijd de achterliggende drijfveer geweest, achter de brief destijds en mijn kritiek op de euro. Maar om pragmatische redenen hebben we dat er destijds buiten gelaten – voor zo’n stuk heb je een beperkt aantal woorden – en de brief geconcentreerd op de economie. Niettemin begon de aanhef ermee: Het Verdrag van Maastricht, dat op 1 november 1993 in werking trad, kent vele onvolkomenheden, met name op het gebied van democratie, werkgelegenheid, inkomensverdeling, milieu en de bestrijding van de armoede zowel binnen als buiten de Unie.’10‘Met deze EMU kiest Europa de verkeerde weg’, in: de Volkskrant, 13 februari 1997.
Het Stabiliteitspact staat anno 2022 opnieuw ter discussie: moet het verder versoepeld worden of niet? Krijgen jullie achteraf gelijk?
‘Het is beter dan dat het in het begin was. Maar de democratie ontbreekt nog steeds.’
- 1
- 2Esther Bijlo, ‘Hoogleraren: Strenge eisen Emu leiden tot hoge werkloosheid en armoede’, in: Trouw, 12 februari 1997.
- 3’Economen pleiten voor sociaal Europa’, in: NRC Handelsblad, 12 juni 1997.
- 4Geert Reuten, Kees Vendrik en Robert Went, De Prijs van de euro: de gevaren van de Europese monetaire unie (Van Gennep 1998).
- 5‘Tegenstanders EMU alleen eensgezind in hun ongenoegen’, in: de Volkskrant, 17 februari 1997.
- 6Frank Kalshoven, ‘Overeenstemming zeventig economen ruikt naar onraad’, in: de Volkskrant, 15 februari 1997.
- 7‘Open letter from European economists to the heads of government of the 15 member states of the European Union’, 12 juni 1997. De brief verscheen in onder meer: Il Manifesto (12 juni), The Guardian (13 juni), La Wallonie (13 juni), l’Echo (16 juni), The Sunday Business Post (22 juni). Een ingekorte versie van de brief verscheen in onder meer: Information, (12 juni), Il Sole 24 Ore (12 juni), Público (12 juni), Le Soir (13 juni). Op 12 juni 1997 verscheen de Nederlandse versie in de Volkskrant.
- 8‘Brief economen aan EMU-top’, in: Het Parool, 12 juni 1997.
- 9Harko van den Hende en Mike Ackermans, ‘Nog 352 dagen tot de EMU’, in: de Volkskrant, 13 januari 1998.
- 10